donderdag 26 augustus 2010

De on(be)grijpbare werkloosheid (2) (Zomerblog 29)

“Op een dag vind je de job van je leven en dan ben je weg”. Voor de helft van de werklozen in Vlaanderen is die job slechts een kort leven beschoren. Na twee jaar staan ze terug aan de “draaideur” van de lokale werkwinkel. Deze conclusie van een recente VDAB-studie over in- en uitstroom in de werkloosheid, doet niet alleen veel stof opwaaien… ze biedt vooral stof tot nadenken.

In-en uitstroomcarrousel

In de studie werd de zoektocht van een groep van 742.868 werklozen verspreid over de jaren 2003, 2005, 2007 en 2008 “gereconstrueerd”. Hoe lang duurde het vooraleer ze een job vonden? En konden ze die job ook wel houden? Net zoals bij een zwangerschap zijn de eerste zes maanden cruciaal. Voor 1/3 van de werkzoekenden bleek de job niet ‘levensvatbaar’. 70% kreeg een ‘goed voor verdere dienst’. Twee jaar later echter valt voor meer mensen een zwaarder verdict. De groep die dan terug werkloos is, loopt op tot 52%. Wie uitstroomt naar een uitzendjob riskeert de eerste zes maanden sneller voor bewezen diensten bedankt te worden (logisch, een uitzendjob is tijdelijk), maar na wat draaideurbewegingen ‘in’ en ‘uit’ krijgen ook zij “iets serieuzer” te pakken. Wie lang werkloos was voordat een eerste job werd gevonden, zit snel terug in de carroussel. Ben je laaggeschoold dan is het risico op een terugkeerticket dat meerdere malen vernieuwd wordt, 1,3 maal groter dan bij een hooggeschoolde. Jonge laaggeschoolden en allochtonen moeten zich wapenen tegen grote frustraties: hun risico om snel weer in de werkwinkel te staan is 1,6 maal (laaggeschoolden) of 1,08 keer (allochtonen) groter.

Sluitende maataanpak is nog geen sluitende ‘werkkiel’

Reeds lang hanteert de VDAB een sluitende-maat-aanpak. Onmiddellijk na inschrijving worden per brief, e-mail of sms vacatures doorgestuurd. Klikt het niet direct, dan roept een consulent de werkzoekende op. Deze wordt dan ‘in traject genomen’: intensieve begeleiding of opleiding moeten zorgen voor een gerichte plaatsing. Floddert dit “maatpak” dan toch nog te veel? Moeten we Armani terug inruilen voor ’ t Meuleken’? Worden gevraagde en aanwezige vaardigheden iets te oppervlakkig (automatisch) gematcht? Of schort het aan een “sluitende werkgeveraanpak”? Een verband tussen datum van terugkeerticket en toevallig aflopende proefperiode’s, aflopende IBO’s (Individuele Beroepsopleiding) of andere, zwaar gesubsidieerde tewerkstellingmaatregelen is het onderzoeken waard. Wordt op de werkvloer niet te snel een verdict ’niet geschikt’ uitgesproken, omdat de lat te hoog gelegd wordt en de verwachtingen onrealistisch geformuleerd? Biedt het werk wel voldoende leermogelijkheden? Is er voldoende begeleiding op de werkvloer die maakt dat uit fouten geleerd wordt?

Lerende loopbanen

“Veel wisselen van job is een opportuniteit”, dat horen we vaak. Inderdaad, wanneer die jobs stapstenen zijn in een ‘lerende loopbaan’, wanneer het gaat om werkbaar werk met leermogelijkheden en wanneer werkenden tijdens en na de werkuren scholingsmogelijkheden krijgen. Investeren in vorming, in Betaald Educatief Verlof en in opleidingscheques is de enige rechte weg.

“Begeleiding op de werkvloer”, het wordt vooral geboden aan ‘werkzoekenden met lange afstand tot de arbeidsmarkt”. Maar iedereen die in een job start, jong of oud, ervaren of niet, heeft een flinke afstand te overbruggen. Buddy’s op de werkvloer, vakmanschap in leermeesterschap omzetten, het overwegen waard?
“Wie lang werkloos blijft, verliest zijn vaardigheden”. We moeten voluit inzetten op meer opleiding tijdens de werkloosheid. Opleiden is geen therapeutische bezigheid, ook al wordt/werd in periodes van arbeidsmarktkrapte daar smalend over gesproken. Ook bij tijdelijke werkloosheid moeten we sterker inzetten op opleiding, het maakt je als werkende enkel sterker.

“Werkplekleren inbouwen in alle onderwijsvormen”. Vooraleer de weg naar de arbeidsmarkt serieus wordt ingeslagen, zou het pad ernaar toe al meerdere malen moeten verkend geweest zijn. Goede try-outs maken de première altijd performanter. Onderwijs, werkgevers en arbeidsbemiddelingsdiensten moeten de handen in elkaar slaan.

Op het Vlaams ACV Congres in 2009 initieerden we deze ideeën onder de noemer ’Lerende en Leefbare Loopbanen. De (pre)formateur en de deelregeringen nemen dit werkstuk best eens in de hand als ze wilen gaan voor een dynamisch sociaal economisch project.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten