donderdag 5 augustus 2010

De preformatie permanent opgevolgd (1) (Zomerblog 17)

De noodzaak van discretie

Hoe discreet de preformatiegesprekken ook verlopen, zelfs uit de weinige woorden die naar buiten komen, is het verhaal van de besprekingen niet eens zo moeilijk af te leiden.

Discretie is belangrijk en noodzakelijk bij dergelijke besprekingen, anders zijn ze kansloos. Het wordt dan mogelijk een evenwichtig pakket, een regeringsprogramma te onderhandelen. In onze veelpartijencultuur is een compromis onvermijdbaar en een goed compromis is beter dan geen akkoord.

Toch risico’s dat er stukken worden gemaakt

Die discretie wordt al iets moeilijker wanneer de besproken materies het sociaal-economisch beleid betreffen. Daarover beslissen zonder raadpleging van de sociale partners is een ferm risico. Niet dat het hen altijd zelf lukt om tot oplossingen te komen, werknemers en werkgevers hebben natuurlijk verschillende uitgangspunten. En soms duurt het ook erg lang eer zij een eindresultaat kunnen aanbieden, maar op termijn komen ze er meestal wel uit. Hun akkoorden en overleg gaan veel verder dan de loonvorming, ze betreffen ook de arbeids- en sociale wetgeving en de sociale zekerheid. Die laatste wordt beheerd door de sociale partners via de beheerscomités, met toezicht en interventies vanuit de regering via een regeringscommissaris. Het systeem werkt, zo blijkt dat hoe lang de laatste jaren regeringscrisissen ook duren, niemand dit merkt aan de werking van de sociale zekerheid. Dus als politieke onderhandelaars eenzijdig beslissingen nemen die de structuur en de werking raken van een systeem dat toch nog altijd voor een groot deel door werkgevers en werknemers gefinancierd en door hen beheerd wordt, dan zijn de risico’s groot dat er stukken worden gemaakt.

Zolang de mensen er beter van worden…

Merkwaardig is dat de kern van het probleem, namelijk een oplossing voor BHV nog ver af ligt. Of we zouden ons sterk moeten vergissen. Nochtans is deze noodzakelijk. Moeilijk, dat wel en ongetwijfeld zijn er ten zuiden en ten noorden van de taalgrens zeker sedert 2007 wederzijds inhoudelijke en inschattingsfouten gemaakt. Daarom staan we nu waar we nu staan, vooral de Vlaamse kiezer heeft het de politici duidelijk gemaakt dat het zo niet verder kan.

Terwijl in BHV weinig evolutie is, is de sociale zekerheid aan de beurt. Het weefsel waar meer dan zestig jaar aan gewerkt en herwerkt is, maar nog steeds een mooi geheel vormt, lijkt nu met draadjes losgetrokken of losgehaakt, zeg maar uitgerafeld te worden. En dat is een tweede groot risico dat de politici nemen.

Het ACV, de CM, het ACW, wij hebben ons open en bereid verklaard voor een debat over de staatshervorming, zolang de mensen er beter van worden. Maar de huidige evolutie van het debat riskeert ons meer achteruit dan vooruit te brengen.

Hoe meer gesplits: hoe duurder, hoe ondoorzichtiger, hoe complexer

Wij willen meedenken. Laat ons beginnen met een stukje arbeidsrecht. Het Industrieel Leerlingenwezen zou naar de Gemeenschappen kunnen gaan, dat is vorming. Voor het Betaald Educatief Verlof, ook dat is vorming, wordt het al wat meer ingewikkeld, gezien het vast hangt aan het federaal interprofessioneel overleg en de sociale wetgeving, maar een oplossing is misschien wel te vinden. Al wordt het complexer, maar dat is zo met alles wat volgt.

Op het terrein van de sociale zekerheid en meer bepaald de werkloosheid kan het doelgroepenbeleid naar de regio’s gaan en dat kan ook voor de RSZ-kortingen. Dat zijn dus middelen van de sociale zekerheid die naar de regio’s zouden gaan om er een eigen meer aangepast beleid mee te voeren. Dit is niet niets, nogmaals dit zijn gelden, voor een belangrijk deel door werkgevers en werknemers samengebracht, dit zijn dus fundamentele wijzigingen. Daarbij moet men zich de vraag stellen of dit regionaal beleid dan niet moet voldoen aan bepaalde vereisten, vooral om de werkgelegenheid te promoten en of er ook geen consequenties moeten vasthangen aan het type beleid of de resultaten ervan. Sommigen spreken dan van een bonus, of een bonus-malusstelsel.

Sommigen willen de splitsing van de RVA

Wij zitten dan volop in de werkloosheidsreglementering. Voor sommige onderhandelaars is wat voorafgaat niet genoeg. Neen zij willen meer : aan de VDAB (Vlaanderen), de FOREM (Wallonië) en Actiris (Brussel), nu verantwoordelijk voor de arbeidsbemiddeling moeten ook controlebevoegdheden worden gegeven. Met andere woorden, het is niet meer de federale RVA die dan controleert, maar de regio’s. Buiten het feit dat het op vraag was van de sociale partners indertijd arbeidsbemiddeling en controle uit elkaar te halen, omdat het echt wel over onderscheiden rollen en functies gaat, is dit voor een andere reden een brug te ver. Ook al gebeurt dit op basis van federale regels, toch zal de controle anders zijn of anders worden uitgevoerd en zeker verschillend worden aangevoeld. Dit is nu(niet meer)het geval, zowel formulering van regels als uitvoering van controle gebeuren door dezelfde instantie. Sedert enkele jaren loopt die over het hele land heel consequent en op dezelfde wijze.
De controle opsplitsen is een ontrafeling van het systeem. Over een paar jaren zal men inroepen dat de controle en dus de werkloosheidsgelden in het zuiden en het noorden verschillend worden gebruikt en zal men aandringen op de volledige splitsing.

Dat is wat sommigen nu al vragen: splits de RVA. Vooral om in Vlaanderen de werkloosheidsvergoeding in tijd te beperken en om er de brugpensioenen af te schaffen. Maar in de twee gevallen, splitsing van controle of volledige splitsing, wordt niet voldaan aan één van de twee uitgangspunten van preformateur Di Rupo, nl. dat “de interpersoonlijke solidariteit” moet of zal behouden blijven. Ook Vlaanderen zal zijn eis tot een duurzame staatshervorming niet voldaan zien, want na controle, volgt splitsing RVA en daarna volgt de splitsing van de financiering van de sociale zekerheid.

Maar het voornaamste argument tegen is dat de mensen er niet beter van worden. De complexiteit voor mensen en ondernemingen verhoogt, de eis tot eenzelfde toepassing van de SZ regels in noord en zuid wordt in feite ongedaan gemaakt. De financiering van de sociale zekerheid barst dan uit elkaar. En dit vergt in Vlaanderen, Wallonië en Brussel een nieuwe dure bovenstructuur. Meer kosten, meer lasten, meer middelen en ondoorzichtigheid zijn nu al met grote zekerheid te voorspellen. Hebben de betrokken politici al eens gedacht hoe we de tijdelijke werkloosheid verschillend zouden organiseren in de drie regio’s en wat dit voor werknemers en ondernemingen zou teweegbrengen: één grote malaise. Blijkbaar bekommert dat weinigen. Ons wel en wij zeggen het nu, nu negatieve effecten nog kunnen vermeden worden.

En zo passeren alle takken van de sociale zekerheid één voor één de onderhandelingstafels, zoals de gezondheidszorgen en de kinderbijslagen. Ook daar is er voor ons maar één uitgangspunt: de mensen moeten er beter van worden.

Het ACV wil daarbij niet aan de kant gaan staan en wil met kennis van zaken mee naar degelijke oplossingen zoeken. Zoals we zijn, niet ondoordacht maar bereid tot verantwoordelijkheid nemen. Zullen de politici ons die kans bieden? Dat is maar de vraag. Wij volgen nu op, evalueren in september. Maar de sociale zekerheid en de interpersoonlijke solidariteit geven wij niet op.

Reacties worden gepubliceerd als ze niet anoniem zijn en betrekking hebben op het behandelde onderwerp. Individuele antwoorden kunnen enkel wanneer een e-mail adres is toegevoegd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten